De Kerk was beducht voor kattenverering, overgewaaid uit het oude Egypte. Wellicht speelde ook mee dat volgens sommige versies van het scheppingsverhaal de kat haar slechte reputatie reeds van in het begin mee kreeg: Toen God Adam namelijk in een diepe slaap gebracht had om uit diens rib een vrouwelijke tegenpool te creëren, ging plotseling een grote kater ervandoor met het bot. Dit gebeurde met zoveel snelheid dat God er maar op het laatste moment in slaagde het dier bij zijn staart te pakken te krijgen. De kater gaf zich niet gewonnen. God moest zo hard aan zijn staart trekken dat hij op een bepaald ogenblik nog alleen maar de staart van de kater in zijn hand had. God liet de kater voor wat hij was en besloot, teleurgesteld, de vrouw te boetseren uit die bewuste kattenstaart. Misschien is dat de bijbelse verklaring van het feit dat men een nogal vinnige vrouw wel eens een kat durft te noemen die men niet zonder handschoenen kan aanpakken. De kerk is er verantwoordelijk voor geweest dat aan het begin van de 15e eeuw de kat bijna verdwenen was uit Europa.